Veel verzamelaars zijn gepassioneerd door de eerste postzegels van Mauritius. Ze maken trouwens deel uit van de meest gezochte postzegels en brieven ter wereld. Dit artikel stelt u de brieven voor die verzamelaars het meest doen dromen van Mauritius.
Deze postzegels met een nominale waarde van één penny en 2 pence werden in 1847 gedrukt door middel van platen gegraveerd door Joseph Banard. Ze hebben de beeltenis van koningin Victoria in profiel, naar het voorbeeld van one penny black.
Aangezien de oplage postzegel per postzegel op de plaat moest gebeuren, werd dit snel beëindigd en de postzegels werden niet meer herdrukt. Daarom is de basisoplage heel laag. Deze mythische plaat werd in 2016 voor € 1.230.000 doorverkocht door het veilinghuis David Feldman en bevindt zich momenteel in de verzameling van een anonieme liefhebber.
Vanaf 1897 maken de postzegels deel uit van de fantasieën van filatelisten. In deze periode telde men er maar 17 en ze bereikten al onwaarschijnlijk hoge prijzen. Ze werden allemaal teruggevonden in Frankrijk of in Mauritius.
Sinds 2006 zijn er 27 exemplaren bekend.
Brieven die de geschiedenis van filatelie zijn ingegaan.
Behalve de afzonderlijke postzegels die al uiterst zeldzaam zijn en zeer hoge waarden bereiken, bestaan er ook brieven met deze postzegels die in omloop waren.
3 uitnodigingsbrieven voor een bal
De uitgifte van de postzegels viel samen met een bal dat op Mauritius werd georganiseerd. Op de uitnodigingen voor dit feest prijken de postzegels. Uiteraard is het merendeel van deze enveloppers verloren gegaan of vernietigd. Er zijn er echter drie teruggevonden met een unieke postzegel van 1 penny. Eén van deze brieven is in 2007 verkocht voor één miljoen euro!
De brief van Bombay
Op deze brief vindt men twee perfecte postzegels van 1 penny terug, dat wil zeggen ze hebben de juiste kleur, zijn goed gecentreerd … Deze brief draagt de naam Bombay omdat deze daar aan het einde van de 19e eeuw in een rommelwinkel is ontdekt door een werknemer van de spoorwegen, Charles Howard. De brief werd verzonden door dominee Langrish Banks die op Mauritius werkte in opdracht van de British Foreign Bible Society. De ontvanger was Thomas Jerrom Esquire, secretaris van de Society in Bombay. De brief en de postzegels zijn gestempeld op 4 januari 1850, dat wil zeggen 3 jaar na het drukken van de postzegels. De meest waarschijnlijke verklaring voor deze late afstempeling is dat de postzegels wellicht vergeten waren en daarna door Banks werden teruggevonden.
U moet weten dat de postmeester in die tijd, een zekere James Stuart Brownrigg, hem ongetwijfeld kende. Charles Brownrigg, de broer van James was getrouwd met Rosa Matilda Fyers en haar zus was de vrouw van de dominee. Sterker nog, de huwelijksplechtigheid van de twee zussen vond gelijktijdig plaats. Daarom heeft Langrish Banks de postzegels waarschijnlijk gekregen van James Stuart Brownrigg en aangezien hij er geen sentimentele waarde aan hechtte en geen filatelist was, zou hij deze enkele jaren later hebben gebruikt.
Charles Howard koopt de brief dus voor 5 roepie in een rommelwinkel in Bombay. Een jaar later verkoopt hij deze door aan W.H. Peckitt voor £ 1600. De filatelist verkoopt de brief hetzelfde jaar door aan Vernon Roberts voor £ 1800 alvorens deze zelf in 1905 terug te kopen voor £ 2000 om deze het jaar daarna door te verkopen voor £ 2200 aan de heer Worthington die deze in 1917 doorverkoopt aan Alfred Lichtenstein. De postzegel blijft in de familie tot aan het overlijden van de filatelist en wordt in 1968 doorverkocht door zijn erfgenamen in een lot van een verzameling. De brief alleen wordt in deze periode echter geschat op $ 380.000! De eigenaar van de brief, Raymond H. Weill Co., bewaart deze tot in 1990, wanneer de brief weer wordt gekocht door Dr. Chan Chin Cheung. In 1996 wordt deze brief doorverkocht aan Guido Craveri (Private Sale) en in 2007 komt deze terecht in een verzameling van een anonieme filatelist. De brief verandert in 2016 nog een laatste keer van eigenaar dankzij het werk van David Kopriva en van het veilinghuis David Feldman, waarbij deze eigendom wordt van een anonieme Tsjechische verzamelaar die deze heeft gekocht voor € 2.400.000.
De brief van Bordeaux
Deze brief is minstens even bijzonder als de brief van Bombay. Op de brief prijken postzegels 23 en 24 van Mauritius, dat wil zeggen één exemplaar van elk van de twee postzegels. Deze brief werd verzonden aan de Franse wijnhandelaars Ducau en Lurguie. Op 4 oktober 1847 werd deze gepost met bestemming Bordeaux. De brief, per boot vertrokken, bereikte op 28 december 1847 haar bestemming. In 1902 wordt de brief door een scholier teruggevonden tussen de correspondentie van de handelaars.
Deze wordt in 1903 doorverkocht aan TH. Lemaire voor £ 1600 en daarna in hetzelfde jaar doorverkocht aan Brunet de l’Argentière voor £ 1800. Vervolgens is het Alfred Lichtenstein die in de loop van zijn leven in het bezit is van de twee brieven die hij in 1917 koopt met de verzameling van Brunet de l’Argentière. 5 jaar later verkoopt hij deze door aan de beroemde filatelist Arthur Hind. In 1934 wordt deze brief doorverkocht aan Maurice Burrus die deze aan zijn zoon doorgeeft. De brief blijft dus tot in 1963 in de familie, toen deze weer werd gekocht door Raymond H. Weill Co. Degenen die een voorkeur hadden voor de brief van Bombay, kwamen tot een vreemd akkoord met de filatelist Kanai: als deze laatste niet zou bieden op de brief van Bombay en ze erin zouden slagen deze bij een verkoop per opbod te kopen, zouden zij hem de brief van Bordeaux weer verkopen voor de prijs waarvoor ze de brief van Bombay gingen kopen. En dat is gebeurd. Hiroyuki Kanai kocht dus in 1968 de brief van Bordeaux weer voor 120 miljoen yen.
Vervolgens werd deze in 1993 door het veilinghuis David Feldman doorverkocht voor de recordprijs van 6.123.750 CHF aan een Duitse verzamelaar die de brief tegenwoordig bezit.
Een andere brief uit Bordeaux
Een andere brief was gericht aan de wijnhandelaars Dicau & Lurguie van Bordeaux. Op de envelop prijkt één postzegel van 2 centiem met een afgerukt deel links van de postzegel door de “O” van OFFICE, de envelop is links onder afgestempeld. Op de voorzijde zijn de volgende merktekens te zien: COLONIES &C ART. 13 in de rechthoek. Net zoals de andere brief werd deze eveneens gevonden door een Franse scholier wanneer hij snuffelde in de briefwisseling van de wijnhandelaar. Ze werd in 1903 teruggekocht door Th. Lemaire voor een bedrag van £ 1200 en werd hetzelfde jaar nog doorverkocht aan P. Kosack voor een bedrag van £ 1400.
In 1904 kocht het postmuseum van Berlijn de brief aan voor een som ter waarde van 35.000 Zwitserse franken. Samen met zeven andere postzegels werd de brief in een glazen muurvitrine geplaatst.
Om deze te beschermen tegen de bombardementen in 1943 werd het kader in de Reichsbank van Berlijn opgeslagen. Om verder elk mogelijk risico te voorkomen, wordt het kader verstopt in een kaliummijn in de buurt van Eisleben. Ze komt korte tijd in het bezit van Dennis Sweeney, een Amerikaanse kapitein die probeert om het stuk te verkopen via Robson Lowe. Deze laatste neemt contact op met Interpol. Het werk werd immers door Duitsland opgeëist. In 1977 draagt Sweeney het kader uiteindelijk over aan een agent van de Amerikaanse douane. Sinds 1990 is het kader teruggegeven aan het Verenigd Duitsland en wordt het in het museum van Bonn tentoongesteld.
We kunnen nog heel lang praten over de postzegels en de brieven van Mauritius omdat ze rijk zijn aan geschiedenis en zonder twijfel een van de meest belangrijke stukken zijn van de filatelie. Heel wat postzegels passeerden de beroemde Post Office en zijn nu te koop op Delcampe.
Dank aan veilinghuis David Feldman, de heren Patrick Maselis en David Kopriva voor hun gewaardeerde hulp op onze zoektocht naar informatie over dit artikel.